Maandag 29 augustus. Wat is geschiedenis eigenlijk?, vraag ik aan de kinderen die vandaag bij elkaar zitten voor een geschiedenisles. Het verleden, wat vroeger gebeurd is, komt er als antwoord. “Als ik nu ‘nu’ zeg, is dat alweer geschiedenis”, zegt Robin als laatste. “Dat klopt”, zeg ik. “Maar daar wil je het niet over hebben”, vult Robin aan. Hij heeft gelijk. Ik wil het hebben over vroeger. Maar wanneer begint dat? Ik laat de kinderen een tijdbalk tekenen, met in het midden hun geboortejaar. Het jaar 2011 komt rechts te staan, links komt de tijd waarin hun opa en oma jong waren. Voor iedereen is dat minstens 50 jaar geleden. Waar speelden zij mee? Hoe leefden zij? Wat was er anders dan nu? En zijn er nog dingen hetzelfde? Al pratend blijken de kinderen er al best wat over te kunnen vertellen:
Ze hadden toen kwartjes en guldens. Ze liepen in klederdracht. Ze gingen in een teil in bad en dan kookten ze het water op het vuur. Ze hadden nog geen apparatuur en moesten wassen met zo’n bord. En kleren drogen door ze tussen twee rollen te leggen en er dan aan te draaien. Er waren nog geen supermarkten.
Opdracht voor de volgende keer is om een voorwerp mee te nemen uit de tijd van je opa en oma en er iets over te vertellen: wat is het en waar gebruik je het voor? Ik ben benieuwd waar ze mee komen en of het lukt om aan de hand van die voorwerpen verder terug te gaan in de tijd. Bijvoorbeeld door te achterhalen wanneer dit voorwerp voor het allereerst gebruikt werd. Wat voor tijd was dat? Spannend om zo samen de geschiedenis te gaan ontdekken!