Een vrijdagmiddag in de zon. Het is half april. De tuin is onder constructie en vordert langzaam. Gereed zijn de konijnenheuvel, waar drie konijnen tussen de wilgentenen huppelen, het perk voor planten langs de muren en in het midden een mooie hartvorm voor eetbare planten. Verder ligt overal veel zand. Ideaal speelmateriaal. Keiro (6) giet water over het zand, maar het water verdwijnt. Hoe kunnen we zorgen dat het water blijft liggen? We maken een dam. Steeds meer kinderen komen helpen. Een dam van zand houdt het water onvoldoende tegen. We hebben stenen nodig. Bakstenen genoeg in de tuin. Bjorn (13) geeft aanwijzingen. “Nu moet je zand tussen de stenen stoppen, zodat het water niet tussen de gaten door kan.” Ze doen wat Bjorn zegt, het water blijft, eventjes. Want langzaam zakt het toch weer in het zand.
Deyk (11) heeft een idee: laten we het zeilop de bodem leggen, dan hebben we een zwembad!” Dat spreekt iedereen aan. De oudere jongens leggen het zeil neer. De jongere jongens gieten het water erin. Ja, het water blijft! Wie durft er in? Broeken worden opgestroopt en Ea (4) springt als eerste erin. Koud, maar lekker is het. Dan komen ook de meisjes kijken. Durven ze? Ja, teentje voor teentje gaan ze het water in en genieten van het spetteren.
Deze meisjes van 4 waren in de voortuin en maakten van geplukte madeliefjes en paardenbloemen een hart op een bedje van gras. Toen Darius (5) daarnaar kwam kijken en een beetje boos keek, vroeg Inti: “Darius, wil je het kapot maken?” Darius knikte. Inti: “Dat mag wel hoor!” Blij sprong Darius met beide voeten op de bloemen, tot alles plat was. Van niets naar iets en weer naar niets. Ook het zwembad werd aan het eind van de middag weer opgeruimd. Morgen een nieuwe dag, nieuwe plannen, we zullen zien wat daarvan komt.