Maandag 6 oktober. Het dichten gaat door… Vorige week al begonnen om met een paar kinderen gedichten te schrijven aan de hand van enkele vragen. Vandaag doe ik hetzelfde met andere kinderen. Steeds beter leer je als begeleider te zien hoe je kinderen het best kunt ondersteunen. Soms laat je ze doen waar ze mee bezig zijn: springen, spelen, ballen, dammen, liggen in het gras, werken in hun boek. Soms ga je naar ze toe en zeg je: "Kom mee, we gaan samen iets doen."
Vrijdag had ik al verteld dat ik met een aantal nog gedichten wilde maken. Vandaag ging ik naar die kinderen toe en zei: "Kom, we gaan aan de slag!" Zo hadden ze tijd gehad om erover na te denken, misschien zelf al iets te verzinnen, en ook te wennen aan het idee dat er iets van ze verwacht werd vandaag. Sjoerd had er wel zin in en wist al gauw waar hij het over zou doen: zijn stofzuiger-astronaut. Samen proefden we de woorden en de zinnen van het gedicht dat hij verzon: Stonden de woorden goed? Klonk het mooi? Klopte het? Ergens kwam de zin: "Hij zit in een doosje." Hé hoor je dat, hoe dat klinkt: zit-in, dat is ook een soort rijm. Zo komen we al dichtend tot de ontdekking dat woorden bij elkaar zetten verrassend kan zijn. Het gedicht klinkt omdat de woorden goed staan. Sjoerd is er trots op!