Soms zijn het er acht, soms tien, soms twaalf, de leerlingen die naar ‘lezen & schrijven’ komen. Wat doen we daar? Het alfabet opzeggen (‘ja, dat kennen we nu wel’), de klinkers oefenen: a-e-i-o-u en de ypsilon, die klinkt als ie wanneer het een klinker is, en als j als het een medeklinker is. Ze schrijven de datum in hun schrift, en passant oefenen we even alle maanden van het jaar, en gaan schrijven. Eerst bedachten we gezamenlijk woorden met een a of een andere klinker. “Hé, je hebt twee o’s nodig als je oom wilt schrijven, want anders staat er ‘om’.” Ontdekkingen doen met klanken van letters is erg leuk.

De laatste weken krijgen ze per tweetal een rijtje rijmende woorden (aan-haan-vaan/ iep-miep-fiep), de een leest de woorden voor, de ander schrijft ze op. Zo oefenen ze om de beurt het lezen en schrijven. Leuk (voor mij als leerkracht) om te zien wat lastig blijkt: voor sommigen het verschil tussen f en v, voor anderen tussen i en ie (ze schrijft min-zin-pin in plaats van mien-zien-pien) of tussen b en p. Wanneer ze een letter wel goed horen, maar nog niet (of even niet meer) weten hoe ze die moeten schrijven, krijgen ze het alfabetblad voor zich. Met hun vinger wijzen ze de letters aan. Ja, daar is de t. “O, ziet die er zo uit, het lijkt wel een f.” Zo krijg ik inzicht in hoe deze jonge mensen de letters ervaren, de klanken interpreteren en zo tot lezen en schrijven komen. Aan het einde van de les kijken we nog even naar de klinkers. Hoe klinkt de a? Als àh in man en als aa in maan. En de e? Die kan op veel manieren klinken: Als ee in zee, als èh in emmer en als ùh in de laatste letter van Emme. Zij wijst mij er zelf op, dank je Emme! Fijn dat namen van kinderen ook aanknopingspunten bieden voor lees- en schrijfontdekkingen.