Stiekem vind ik het niet heel erg dat de boeken er nog niet zijn.
Acht kinderen zitten al klaar. “Sorry, ze zijn er nog niet… maar ik ga jullie voorlezen.” De week ervoor hebben we uit twee boeken er een gekozen. De keus ging tussen ‘Spinder’ van Simon van der Geest en ‘Films die nergens draaien’ van Yorick Goldewijk. Ik liet de voorkant zien, las uit beide een stukje voor, toonde een paar illustraties. Ze kozen voor het laatste boek.
Het idee van ‘samen lezen’ is dat iedereen tijdens dit uur in hetzelfde boek leest. Voordat we beginnen met lezen praten we erover: ”Wat vind je ervan? Hoe zou het verder gaan?” Vorige week kwam het woord ‘melancholie’ ter sprake: ‘je onderdompelen in de droefheid van de herfst’, zo verwoordde de hoofdpersoon het. Ze wisten het nog een beetje, de betekenis van dit woord. In elk geval hadden ze de associatie met iets dat niet zo leuk was.
Hun boeken zijn er nog niet en dus lees ik voor. Ze zijn stil. Het verhaal is een beetje naar en raar; een meisje alleen met haar vader (haar moeder is gestorven bij haar geboorte). De vader kijkt niet echt naar haar om. Daarom gaat ze zelf op zoek, als ze een kaartje vindt van een oude bioscoop. Daar moet ze zijn. De koffie is goed smerig en daarvoor krijgt ze een compliment. Ik laat een plaatje zien, telkens een foto van een voorwerp uit dat hoofdstuk. “Wat zie je, waar heeft het mee te maken?”
Voorlezen, je verliezen in een verhaal. Af en toe een stilte, een vraag. “Wat denk je…?” Heerlijk om te doen. Hoe oud ze zijn, het maakt niet uit. Het blijft fijn om echt in een goed verhaal te zijn.