Vrijdag 8 juni. Ooit zat ik zelf op de middelbare school en ooit studeerde ik Algemene Taal- en Literatuurwetenschap. Dus ooit heb ik wel iets geleerd over de analyse van poëzie, rijm en ritme, stijlfiguren en beeldspraak. Dat is lang geleden. Nu ga ik Miquel helpen bij de voorbereiding op zijn mondeling eindexamen Nederlands (HAVO) waarbij hij ook een gedicht moet analyseren. Hoe doe je dat? Zelf heeft hij gekozen voor een aantal gedichten van Hans Dorrestijn. Die moet hij kunnen voordragen. “Doe dat maar.” Hij leest ze van het computerscherm, wat niet altijd even gemakkelijk gaat. “Print ze uit en oefen het, want dit kun je goed.” Stijlfiguren, ja, daar heeft hij wel van gehoord… Hij maakt ter plekke een oefening op de computer. Zonder eerst te lezen welke stijlfiguren er zijn en wat ze betekenen, gaat hij aan de slag. Hij vult in wat hij weet, een aantal blijven open. Je kunt klikken op een vraagteken, dan wordt uitgelegd wat dat stijlfiguur doet, zoals ‘op een spottende manier iets verkleinen of verzwakken’. Als hij dan weet welk stijlfiguur dat is, typt hij het in, zo niet dan kijkt hij op de site welke het moet zijn. Trial en error, leren door te proberen. Hij pikt het snel op. Weet aan het eind van de 20 zinnen precies welk stijlfiguur wat doet en hoe het heet. Het is bijzonder om te observeren hoe iemand leert door het te doen. Vooral omdat het zo snel gaat.