Nee, we gingen geen bananen eten en zeker geen groene of bruine. (Dan liever gele) We gingen dichten. Of eigenlijk, bedenken welke woorden zouden kunnen passen op een plek in een gedicht, waar met een balkje één woord onzichtbaar was geworden. Een raadgedicht uit het Poëziepaleis. Wij kozen voor het gedicht ‘Bananenblues’ van Erik van Os. Aan de titel hoor je al dat het niet helemaal goed gaat met die bananen. En dat klopt. Ze gaan als groene bananen naar het strand, liggen daar lekker in de zon met een glaasje wijn en een ijsje, maar brullen bij thuiskomst omdat ze bruin geworden zijn. Eerst lezen we het gedicht een paar keer, en spelen het na. Nina van 5 en ik zijn de sjokkende bananen. Welk woord kan er staan in de tweede regel: Sjokken twee bananen/ Met hun … naar het strand.?
We bedenken veel woorden. Twee lettergrepen, dat loopt het lekkerst: koffers, hoeden, sokken, zwembroek, handdoek, appels… En dan nemen we een wit vel papier en tekenen wat ze meenemen. Bij sommigen wordt het gedicht een stripverhaal in zeven plaatjes, anderen tekenen al de verschillende dingen die de bananen mee zouden kunnen nemen. Nina maakte deze tekening: “De bananen waren groen. Ineens had de zon ze bruin getoverd. Daarna waren ze geel.”