Vrijdag 24 april. Er is iets aan de hand. Zaten de twee meisjes van 5 en 7 net nog gezellig in de jungle te puzzelen, met de kralen te spelen en te kwartetten, opeens is het over. Nu rennen er drie meisjes (de derde is 8) niet zo vrolijk rond. Duwend en trekkend aan elkaar, struikelend over elkaars benen. Ik ga er maar eens even bij zitten en kijken wat er zich werkelijk afspeelt. "Zij heeft mij geslagen!" Ik heb het niet gezien, dus weet ik niet hoe waar dit is. Drie meisjes die het niet met elkaar eens zijn, betekent meestal ook drie meisjes die elkaar dingen aandoen. Niet alleen maar die ene, die van de ander de schuld krijgt.
Er wordt een knuffel afgepakt. Dit zie ik en ik zeg: "STOP". Ik geef de knuffel terug aan degene van wie die is en raad hen aan om even uit elkaars buurt te blijven. Even later zit ik met de drie meiden aan tafel te kleuren. "Wat was er nou eigenlijk aan de hand?" Het blijkt dat de twee zusjes (van 5 en 8) eigenlijk allebei met het derde meisje willen spelen, maar dat het spelen met z’n drieën niet lukt. We zoeken (nog) niet naar een oplossing. Wel heb ik het idee dat het hen oplucht om erover te praten, en dat ze hierdoor vanzelf al iets dichter bij een mogelijke oplossing komen. Ik voel hoe belangrijk het is om er bij te zijn als er iets speelt. Echt ingrijpen hoeft meestal niet, een luisterend oor is vaak al voldoende.