Vrijdag 11 februari. Met 10 kinderen vertrekken Niels, de nieuwe meester, en ik naar bus 24. We gaan naar een concert van het Residentie-orkest: Romeo en Julia. De meisjes hebben maskers gemaakt om mee te kunnen doen met het gemaskerd bal tijdens de voorstelling. De jongens geloven het wel. In de bus zie je weer even hoe de verhoudingen zijn: 4 meisjes bij elkaar, 5 jongens bij elkaar en 1 meisje daartussen, 1 jongen er tussen in, zoekend waar zijn plek is in het geheel. Zo mooi hoe je in zo’n ruimte ziet waar iedereen staat. Ze zoeken elkaar op, trekken elkaar aan. Jongens ergeren zich aan meisjes die een hand-klap-spelletje doen, meisjes rennen jongens achterna op de trappen van het Spui.
Binnen zien we de Capulets en Montecchi’s ruzie maken met elkaar. Een verteller neemt alle rollen op zich en kan goed uitbeelden wat er gebeurt. De muziek van Prokovjev zweept het verhaal op. Een dode Romeo en Julia op het eind. ‘Mooi, maar ook wel saai, omdat ze niet echt toneel speelden’, was het commentaar na afloop. Rennend naar de bus, daarna rennend naar school, blij dat ze weer zelf mogen bewegen.