Vrijdag 8 februari. Soms lopen dagen anders dan je verwachtte. Eigenlijk gebeurt dat best vaak. Erg is dat niet, als je even de tijd neemt om in te spelen op de ontstane situatie en er zelf niet al te onrustig van wordt. Ik probeer het als een uitdaging te zien waar ik op dat moment mee om moet gaan. ’s Morgens ontleden, maar omdat Marty er niet is, ben ik tegelijkertijd ambulant. Dus: ontleden in de basisruimte, zodat ik ook andere kinderen kan helpen indien nodig. We zitten aan de grote tafel en dit geeft ons de mogelijkheid (die ik anders niet had) om met zijn allen een spel te doen. “Een rare koelkast kauwt op het vuur en jij danst” en “De grappige vent fiets in de kast, maar jij voetbalt” zijn zinnen die geschreven worden als ieder om de beurt een lidwoord+bijvoeglijk naamwoord, een zelfstandig naamwoord, een werkwoord, een voorzetsel, een lidwoord+zelfstandig naamwoord, een voegwoord en een werkwoord op mag schrijven en daarbij steeds het blaadje doorgeeft. Een grappig begin van de dag.
Dan schaatsen. Er rijdt een auto minder naar de schaatsbaan dan ik had gedacht, maar toch lukt het om iedereen die mee wil mee te nemen. Gisteren stoeiden de jongens, vandaag zoeken ze op de schaatsbaan een andere uitdaging. Rondjes schaatsen is niet genoeg. Ze vinden een stootkussen, zetten het rechtop en schaatsen er zo hard tegenaan dat het omvalt en zij eroverheen vallen. Ze hebben plezier, maar ik vind het te gevaarlijk voor jongere kinderen die ook op dat stukje schaatsen. Bovendien zijn stootkussens daar niet voor bedoeld. De jongens stoppen en gaan op zoek naar iets anders. Natuurlijk vinden ze dat. Op het kleine binnenbaantje liggen aan de zijkant stokken van pilonnen: hockeysticks! Een stuk ijs is de puck. Ik kom kijken: “We zijn aan het hockeyen!” roepen ze uitgelaten. Rowan (5) en Simon (7) schaatsen en krabbelen daar ook. Als de grotere jongens weg zijn, grijpen zij hun kans. Simon pakt een stok en schuift een stuk ijs naar Rowan toe: “Daar komt-ie…”
Eerst kijken en dan zelf doen. Hoe vaak leren kinderen van elkaar door na te doen wat ze gezien hebben? Als je goed oplet, zie je het overal om je heen.