Donderdag 29 november. Zo’n dag dat je voelt dat er iets broeit, maar niet precies weet wat het is. Het idee dat je in de buurt moet zijn, kijken: wat gebeurt er, ben ik nodig? Gekke geluiden, is het spel of is het pesten? Ze zitten zo te zien gezellig bij elkaar, een aantal jongens, dicht bij elkaar. Telefoontjes in hun hand, er klinkt een piep. Een testje? Dan gaan ze naar buiten, in het voorbijgaan zitten ze aan elkaar, een stomp, een duw. Is het nog leuk? Niemand laat iets merken. Buiten maken ze een vuurtje. René zit erbij, kijkt en kletst met ze. Hoort waar ze mee bezig zijn en wat hen bezig houdt. Dat is goed. Na de lunch ben ik buiten, kijk naar Floris op de schommel, klets met de buurschool. Even horen hoe het met hen gaat en met hun kinderen, die elke dag ook buiten in de speeltuin zijn, soms tegelijk met onze kinderen. Meestal gaat dit goed, af en toe is er onenigheid. Roepen ze naar elkaar, ergeren ze zich aan elkaar. Fijn als wij erbij zijn en zien wat er gaande is. Vandaag is dit niet nodig, bijna iedereen is binnen bezig met de tekenles. Ik ben blij dat ik op afstand in de buurt was van waar ik dacht dat iets gaande was. Het is goed gegaan.