Donderdag en vrijdag, 17-18 mei. In de tuin zit ik en ik kijk. Naar kinderen die spelen en spellen verzinnen. De kapotte trampoline is weggehaald. Nu is daar een grote, lege kuil. Maar niet voor lang. Als ik kom is het gat al gevuld met spullen: krukjes met een plank er tussen, een omgekeerde kruiwagen, plastic bloempotten. “Mijn amusementparc”, zegt Rory van 7 (thuis spreekt hij Engels). Hij heeft het bedacht en andere kinderen assisteren. Op de omgekeerde kruiwagen kun je zitten en aan het wiel draaien, de plastic potten kun je omgooien en over de plank kun je lopen. O, en om in het amusementparc te komen glijd je van een schuin neergezette plank de kuil in. Even later is hun spel klaar en gaan ze hutten bouwen en leeuw spelen. Iets oudere jongens komen en gebruiken de kuil als oefenplek voor Ninja trucjes: erin springen, een rol over de trampoline, op de plank lopen en over de kruiwagen springen. Ten slotte kunnen ze een Ninja-certificaat halen. Dylan in Ninja-meester en kijkt of ze het goed doen. Gelukkig, iedereen is geslaagd.
En dan komt een 6-jarige jongen met zijn schrijfboekje naar mij. Het boekje is uit en hij wil graag een nieuw: “Kan ik je nu voorlezen?” Ja hoor, dat kan. Hij leest, woord voor woord, bladzijde na bladzijde. Want wie een nieuw schrijfboekje wil, moet natuurlijk wel eerst laten horen dat hij kan lezen wat hij heeft geschreven.