Online dichten, nooit gedacht dat ik dat nog eens zou doen. Maar ja Corona. Tijd voor nieuwe ideeën. Gedichten schrijven met kinderen is een ontdekkingstocht: Wat zie je? Wat hoor je? Wat voel je? “Ik heb geen fantasie.” zegt er een. “Dat hoeft ook niet, schrijf maar op wat je ziet”, zeg ik. Eerst hebben we geluisterd, naar de regen, die op al die verschillende plekken, in huizen kilometers van elkaar, klonk. En niet overal hetzelfde. Max bijvoorbeeld woont bij een vijver en hoort de druppels op het water vallen: Druppels belanden op het water/ het klinkt als een douche. Midas hoort het geluid van de stad, VRRRR – rijdende auto’s, het zoemen van de tremmen, zelfs met de ramen dicht hoort hij dat. En Manu heeft veel geluiden om hem heen: Ik hoor de wind HHH/ Ik hoor een auto Rrr/ Ik hoor m’n zusje Aaa/ Ik hoor het in mijn kamer/ Ik hoor alles heel zacht.
De les daarvoor keken we door een wc-rol naar de wereld. Je ziet maar een klein stukje. Wat zie jij? Kun je dat zo precies mogelijk opschrijven? Wat voel jij? En wat voelt of denkt datgene waar je over schrijft? Sofie dicht: “Daar in onze tuin/ met een blauwe muts/ een tuinkabouter./ Hij zit daar de hele dag./ Hij denkt aan de zon/ en aan mooit roze bloemen./ (…) Hij zit daar van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat./ Wachtend op de zon. (…)”
De laatste keer gaat het mis, geen verbinding. Alle deelnemers worden er om de beurt uitgekieperd. Op een gegeven moment ben ik nog maar alleen met Manu in de online les. We associëren op het woord ijs: winter-koud-noordpool-kompas-zoeker-foto … en maken zo samen een gedicht met de gevonden woorden: IJskoude winter/op de Noordpool/ foto’s van witte wind/ met een kompas/ zoek ik de weg/ ijskoude vingers/ Eindelijk in bed.