Ken je mij? Wie ken je dan?
Weet jij mij beter dan ik?
Ken je mij? Wie ben ik dan?
Weet jij mij beter dan ik?
Ik zou een woord willen spreken
Dat waar en van mij is
Dat draagt wie ik ben,
dat het houdt,
Een klein stukje uit een prachtig lied van Trijntje Oosterhuis ‘Ken je mij?’
‘Wie ben ik?’ Deze vraag stel je, als je bezig bent met je eigen ontwikkeling. En wie zijn de mensen om mij heen? Jezelf ontwikkelen, dat doe je je hele leven. Je leert lopen, je leert praten, je leert lezen, schrijven, rekenen. Maar hoe leer je jezelf eigenlijk kennen?
Cultuuronderwijs kan je hierbij helpen. Je ervaart muziek, toneel, beeldende kunst, poëzie en verhalen, dans, film. Je hoort het, je ziet het, je raakt het aan. Het raakt jou. Je laat je meenemen in een andere wereld. Je mag het ook zelf doen: zingen, dansen, muziek maken, toneel spelen, schilderen, tekenen, beeldhouwen, verhalen schrijven, een film maken.
Hoe meer je ziet, leest, hoort, ervaart, hoe meer je weet over kunst, hoe beter je in staat bent om erover na te denken. En ook: hoe meer het voor je kan gaan betekenen. Zo, door de kunst, kun je jezelf leren je kennen. Je komt te weten wie je bent, wat je kan, wat je wilt. En je leert, stapje voor stapje of met sprongen, wat er nodig is om dit bereiken.
Precies dit willen wij stimuleren bij de leerlingen op De Vrije Ruimte: Ontdekken wie je bent, wat je wilt en hoe je daar gaat komen. De wereld om je heen verkennen met de mensen die weten hoe ze jou daarbij kunnen helpen. Wij willen daarom op school een cultureel aanbod waarin alle disciplines vertegenwoordigd zijn. Zo kan iedere leerling aan zijn trekken komen. We willen een aanbod dat aansluit bij wat er al is aan activiteiten en vakken. Naar een dansvoorstelling gaan als je net zelf een dans geleerd hebt, bijvoorbeeld. Ook willen we een aanbod dat aansluit bij wat opkomt bij de leerlingen of bij de begeleiders. Als het bij geschiedenis gaat het over Willem van Oranje, plannen wij een bezoek aan het Prinsenhof en de Nieuwe Kerk in Delft.
Wie we zijn (als school) en wat we willen, dat weten we wel. Hoe we daar gaan komen, dat gaan wij ontdekken. We hebben plannen. Een cultuurplan. We gaan er mee verder. We zoeken nog een dramadocent, een dansdocent. We zoeken naar voorstellingen die ons wat te zeggen hebben. Voorstellingen die gaan ver wie je zou kunnen zijn, hoe je ook zou kunnen leven. We zoeken naar meer samenhang. Naar de voorstelling gaan van het boek dat je samen hebt gelezen. Het schilderij bekijken waarover je in de tekenles hebt gehoord. We willen kunnen ingaan op wat er leeft bij leerlingen. Zelf kunst maken. Muziek! Een gedicht schrijven, bijvoorbeeld. Kunst die er toe doet. Die je leven verrijkt. Ik wil eindigen met een gedicht, van Ted van Lieshout, over kunst:
Het woordje kunst
Eerst dacht ik bij het woordje kunst alleen aan schilderijen,
die stilletjes gevangen zijn in lijsten aan de wand.
Ik vond dat zielig en ik wou een schilderij bevrij’en,
maar ach, ik mocht het zelfs niet eens beroeren met mijn hand.
Toen dacht ik bij het woordje kunst ook eens aan beeldhouwwerken,
die doodstil staan gevangen op een sokkel in de grond.
Ik heb een beeld gestreeld, maar of een steen een aai kan merken?
Ik weet niet eens of ’t standbeeld zélf wel wist dat het bestond!
Nu denk ik bij het woordje kunst aan thuis en aan verhalen,
die opgeslagen liggen in een dichtgeslagen boek.
Ik kan er met mijn vinger en mijn ogen in verdwalen
en vind er soms een streling in als ik een streling zoek.
© Ted van Lieshout
uit: Van verdriet kun je grappige hoedjes vouwen
(Leopold); 1987