Woensdag 6 juni. “Zal ik ‘koud’ schrijven?”, vraagt Yanna. Vorige week had ze dat in haar spellingboek moeten schrijven en wist ze niet meer precies hoe dat moest. Nu wil ze laten zien dat ze het goed heeft onthouden en schrijft ze het in een keer foutloos op. We gaan verder met andere woorden, een soort dictee, maar dan een waarbij ik meteen zeg als ze een woord fout geschreven heeft. Zo nodig leg ik haar uit welke spellingregel van toepassing is, zoals bijvoorbeeld de Chinese broertjes ang, eng, ing, ong en ung. Of de Hollandse broertjes ank, enk, ink, onk en unk. Dan weet je dat het altijd óf -ng (bang) is, óf -nk (bank) is en nooit -ngk naast elkaar. Vandaag schrijft Yanna bijna alle woorden zonder fouten. Als het niet nodig is om een spellingregel te benoemen, omdat het al vanzelf goed gaat, doe ik dat ook niet. Schrijf maar door, tot waar je het niet meer weet. Dan komt er wel weer een nieuwe regel, zoals BEER: je hoort -ir en je schrijft -eer. Ooit moet je dat gehoord en gezien hebben, hoe moet je dat anders weten? Fascinerend om te zien hoe kinderen het spellen onder de knie krijgen.