Woensdag 12 mei. Even kijken hoe het met iedereen gaat. Lopend met 1 kruk, vier weken na een heupoperatie. Ik kom op bezoek. Een kopje koffie in de zon, dacht ik. Kletsen, kijken naar kinderen, drukte op afstand. Ik zit net, op een stoel, bij de trampoline. Jade komt eraan: “Heb ik nu dictee van jou?” “Ja hoor”, zeg ik, “ik pak nog even een nieuwe kop koffie.” De bieb is vertrouwd. De letters liggen klaar. Ik pak de kaarten waarop de spellingregels staan. Jade wil graag op het bord schrijven. “Oké, maar dan wil ik wel dat je vertelt welke regel je toepast.” Alle regels tot nu toe komen aan bod. Met af en toe een tip: Boswachtr- welke letter hoor je wel, maar heb je nu niet geschreven? Ja, het Sufferdje. – verbetert ze het woord en gaat verder met het volgende: ‘baarden’…
Opeens staat Midas midden in de bieb: “Ik heb toch nu dictee?” “Bijna…” Vier jongens komen, doen druk, gaan zitten en schrijven. ‘Sportiviteit’ en heel veel andere woorden op -teit. Om de beurt schrijven ze hun woord op het bord. Foutloos. Deze regel – je hoort ’tijd’ en je schrijft ’teit’ kennen ze nu wel. Het is 12 uur. De school is uit. Ik sta beneden in de tuin en praat met ouders die hun kinderen komen halen. Wat is het fijn om iedereen weer te zien. Ik dacht een uurtje te blijven, het werden er drie. Ik heb geen spijt. Maandag ben ik er weer.