Een week vol vuur. Het begon op maandagmiddag, even na half drie. Maxim was met vuursteen bezig net buiten het muurtje – zijn moeder was er al. “Kunnen we niet in de tuin een echt vuurtje maken?” Dat deden we. Veel takjes, een paar watjes, een stuk papier. Het brandde snel. Isaac, met verstand van zaken, droeg stenen aan om een cirkel rond het vuur te maken. En een bak water. Anderen verzamelden takjes en hout, bliezen voorzichtig in het vuur. We zaten daar en keken. Zo hadden we de school bedoeld; een idee ontstaat, je voert het uit en anderen genieten mee.
Russische les was ook die middag geweest. ‘Privjet: Goedendag’; Leerlingen Max en Maxim gaven de les. Eindeloos oefenen met jezelf voorstellen in wisselende tweetallen. Tot het in je hoofd zit, al blijft de uitspraak moeilijk. Klanken die wij niet kennen. Het Russische alfabet heeft dan ook 33 letters. Paka-paka: Tot ziens. Hé, dat kende ik nog van Anne-Sophie, een oud-leerling die thuis Russisch sprak.
En die vechtles? Ik zag het briefje hangen in de woonkamer: ‘Vechtles’. Je kon je ervoor opgeven. Ik weet niet zeker of de les al geweest is. Wel stoeiden leerlingen op de trampoline. Gecontroleerd, met een scheidsrechter erbij. Met eigen regels. Ze corrigeren elkaar. Ook die dag was er een vuurtje, in de pizza-oven. Pizza-bakker Andreas had de dag daarvoor samen met anderen het deeg gekneed. Nu zorgde hij ervoor dat er heerlijke pizza’s uit de oven kwamen. De laatste at hij zelf op, voldaan.