Donderdag 26 januari. Hangende pubers op de bank in de woonkamer. Oortjes in, telefoon in hun hand. Ze kijken op hun scherm, ze luisteren muziek. Ik kom binnen. Hangsfeer, lusteloos, niets doen. Ik weet niet goed wat ik moet zeggen. Ze mogen hier zitten, maar het voelt niet goed. Jongere kinderen hangen om hen heen, willen meekijken. Dat is niet fijn. Die oudere jongens zijn een voorbeeld, maar is dit het voorbeeld wat je wilt? Hangende pubers op de bank in de woonkamer? Met oortjes in en kijkend op hun telefoon? Nee. Ze mogen het doen, hangen en kijken en luisteren, maar dan liever ergens anders. Op een eigen plek, waar niet steeds jongere kinderen binnenlopen die mee willen kijken en daardoor niet meer toekomen aan de dingen die ze eigenlijk willen doen.
Vrijdagochtend is het zover. Elke puber wordt even aangesproken. Of ze vandaag in het souterrain willen hangen, met hun telefoons en oortjes, zodat de jongere kinderen er geen last van hebben. “Last?, ze willen juist meekijken en vinden het leuk!” is hun commentaar. Tja, misschien hebben wij er wel het meest last van dat zij op hun telefoons hangen en dat er jongere kinderen meekijken. Het voelt niet goed. Dit is niet wat je wilt. Even later praat ik met twee van hen, 13 jaar oud, “Dit is gewoon wat jongens van onze leeftijd doen. Wij vinden het fijn. En dat die kleintjes meekijken, och, die gaan toch snel weer spelen.”