Donderdag 16 november. Ben je een dag buiten, dan besef je pas hoe intens de kinderen hier op school leven. Je leeft de dag met hen mee, net zo intens, zodat je op het eind van de middag neerploft en denkt: zo, dit was weer een dag. Buiten zijn vandaag vooral de jongens, de jongens van 8, 9, 10 jaar oud. Ruzie om een vervoermiddel. Wie mag erop? Ik kom erbij en merk de irritatie. Roep ze bij elkaar. Wat is er aan de hand? Uitleg vanuit beide kanten. Een oplossing dient zich als vanzelf aan: eerst mogen de drie jongens die het bedachten er 10 minuten op, daarna de vier andere jongens 15 minuten. Maar dan is er al een ander spel bezig: stoeien. “Ja, een gevecht!” Ze bedenken het zelf, stellen spelregels op: trappen mag niet, jas vasthouden ook niet, time-out is mogelijk. Ik vind het spannend. Het gaat goed. Eerlijk ook, 10 tellen iemand op de grond houden en je hebt gewonnen. Als degene wint van wie ze het niet verwachtten, is dat toch ook oké. De scheidsrechter wil ook wel een keer vechten. Hij is gevoelig, kan snel boos worden. Maar dit gaat goed. Hij accepteert de regels en kiest ervoor om te stoppen als hij het niet meer leuk vindt. Ik vind het knap.
Ondertussen zwiert er ook nog iemand aan een touw, is er een fantastisch Pokemon-spel live bezig (ze smijten met termen en krachten die ik niet ken, zijn monsters en kunnen vliegen). Kinderen bouwen een hut, twee meisjes bereiden een heksensoepje. En ik ben erbij, kijk, proef, ruik, ruim stenen en hout op. Heerlijk om hier bij te zijn en dit mee te leven.