Donderdag 25 augustus. De week is al een paar dagen oud, maar vandaag is de officiële opening van het schooljaar. Wat doe je dan? Vuur, dachten wij. Vuur verwarmt, vuur geeft licht, een jaar vol vuur. En onze schoolkrant heet niet voor niets ”t Lopend Vuurtje’. Zeventig fakkels besteld, voor iedereen een. Helaas komen die pas ’s middags aan, terwijl de opening ’s ochtends is. Gelukkig wisten we dat ’s avonds al (de dag ervoor) zodat we als noodmaatregel zeventig waxinelichtjes kochten. Dat kan ook. Na de allereerste bijeenkomst in drie kringen -naar leeftijd samengesteld- krijgt ieder een opdracht: de jongsten zoeken takjes voor het vuur, de ouderen leggen stenen neer waarop het vuur kan branden. De vuurkorf wordt gevuld. Kees en Heime houden een lucifer bij de takjes.
Het vuur brandt. Wij staan er in een grote kring omheen met een nog niet aangestoken waxinelichtje in onze handen. De jongens steken hun lichtje aan en zullen het doorgeven aan de rest. Maar het waait en de wind blaast de vlammetjes uit. We proberen het nog een keer en besluiten dan dat het vuurtje van binnen brandt en dat je zo ook een wens kunt doen, voor jezelf, voor de school, voor dit jaar. Dan zetten we de niet-brandende waxinelichtjes om de beurt, twee aan twee op het gras. Zo ontstaat een pad, van het vuur naar de deur. Daar lopen we doorheen, de school in. We applaudisseren voor elkaar. Het jaar kan beginnen.
En zo zie je maar, je bedenkt iets en het verandert, gaandeweg, om wat voor reden dan ook. En toch komt het uiteindelijk goed.