Zand dat aanvoelt als klei, wat kun je daar allemaal mee doen?
De twee laatste dagen van de week, donderdag en vrijdag 19 en 20 juni. Een jongen van 6 komt een dagje kijken. “Mag ik naar buiten?” Natuurlijk mag dat, wel in de achtertuin, want in de voortuin is op dit moment niemand beschikbaar om op te letten. Blij loopt hij naar buiten en gaat springen op de trampoline. Andere kinderen zijn al buiten (zijn ze ooit binnen?) op hun fietsen in het zand. Ze pakken een emmertje, ze pakken water, ze maken modder en rijden er zo hard mogelijk doorheen. Onder de modderspetters kom Dechen even later binnen: ‘Ik ben vies!’ Hij wast het eraf, trekt een shirt uit en zijn vest aan en gaat verder spelen.
Yes! We gaan verven en Keiro maakt goud!
Dan willen ze iets met mij doen. “Wat zullen we doen? Zullen we gaan verven?” Leuk! We pakken kwasten, papier, verf. Drie kleuren en wit, dat is genoeg. “Daarmee kun je alle kleuren maken.” Ongelovig kijken ze me aan. “Rood-wit-blauw: ik heb de Nederlandse vlag”, zegt Dechen. “Maar hoe maak je nu groen?” Hij gaat het proberen: ja, het lukt met blauw en geel! Keiro maakt paars met rood en blauw. “Hoe maak je goud?”, wil hij weten. Ik weet het niet, maar hij experimenteert verder en laat trots zijn kleur zien: “Kijk, dit is goud!”
Simon zit de hele dag te bouwen met kapla: knikkerbanen. Hij probeert uit, maakt verschillende constructies. Test wat het beste werkt. Zet latjes schuin en eindigt met een trap. Dat klinkt leuk als er een knikker afrolt!
Een trap als knikkerbaan
Op vrijdag schrijven we verhalen. Simon wil wel een keer meedoen. Een dino uit de oertijd is overgebleven en moet met veel vriendschap goed gemaakt worden, want het was een kwade dino. Anne Sophie schrijft -hoe kan het anders- over een poes die domme dingen doet. En Rowan maakt een verhaal over zombies en skeletten, in letters waaraan de spanning valt af te lezen. Zo kiezen ze, elke dag weer, wat ze zelf willen en komen veel te weten over zichzelf, anderen en de wereld om hen heen.