Donderdag 21 maart. Soms hapert er wel eens wat. Alsof er zand tussen de tandwielen zit en het net niet gaat zoals je had verwacht. Een begeleider minder, wegens ziekte. Ik zit binnen met vijf kinderen die meedoen aan de Kangoeroewedstrijd, de wereldwijde wiskundewedstrijd, die kinderen wil laten ervaren hoe leuk rekenen en wiskunde kan zijn. Pittige opgaven voor deze 7-10-jarigen. Ze moeten zich concentreren. Buiten, tegen het gebouw aan, zitten jongens in de zon op een bank die ze net zelf daar neer hebben gezet. Ze praten en lachen, gooien stokjes naar elkaar, proberen elkaar te pakken om te stoeien. Da’s waar ook, de lente komt eraan…
Gisteren was het rennen en pakkertje spelen nog om van te genieten, vandaag stoort het. Binnen zijn ze hard aan het werk en hebben ze last van het lawaai. Ik zit binnen, maar wil eigenlijk ook buiten zijn om te zien wat daar gebeurt. Af en toe werp ik een blik door het raam, zeg er wat van als het stoort, maar daarna houd ik me weer bezig met de kinderen van de kangoeroewedstrijd. Zo’n gevoel dat het buiten net goed gaat, maar dat het ook net mis kan gaan (een verkeerd terecht gekomen stokje, een fout uitgepakte stoei-duw…). De binnen-kinderen zijn klaar, ik ga naar buiten. Takjes vliegen door de lucht. Een kluwen jongens. Omdat ik niet alles heb meegemaakt, weet ik niet goed wat ik er van moet vinden. ‘Stop maar’, zeg ik, als ik zie dat sommige jongens eigenlijk te moe zijn om nog te stoeien. Het is mooi geweest.