Donderdag 1 december. Om drie uur zijn de meeste kinderen naar huis. Na een dag taal, Engels examen oefenen, wiskunde, website bouwen, intensief tekenen, nemen ze nog snel een mandarijn en stappen dan op hun fiets of lopen naar de bus. Ik blijf over met Rowan en Anne Sophie, allebei vier jaar. “4+4=8”, zegt Rowan, en hij steekt van allebei zijn handen vier vingers in de lucht. “5+2=…” Anne Sophie telt snel alle vingers die ze in de lucht heeft gestoken…”7″. Heel goed, zeg ik. “En 3+3=6”, zegt Rowan weer. “5+5=10” reageert Anne Sophie triomfantelijk terwijl ze twee handen met vijf vingers in de lucht houdt. Zomaar uit het niets, komen deze vierjarigen met hun eigen sommen.
Dan doen we het mollenspel. Kaartjes met cijfers (1 tot en met 4) lezen en stappen zetten met mollen. Ze lezen de cijfers en zetten de stappen, tot de mollen in een gat verdwijnen, waar ze graven naar een schat. Met Rowan doe ik later nog junior monopoly. Gooien met een dobbelsteen en je auto zoveel hokjes verder rijden als er stippen op de dobbelsteen staan. Hij telt de stippen niet, weet meteen of het er 1, 2, 3, 4, 5, of 6 zijn. ‘Natuurlijk leren?’ Dit is het! Spelletjes doen, zo vaak als ze willen, samen, en zo vanzelf leren tellen, optellen, cijfers lezen, het aantal stippen in één keer overzien. Wij zijn er om het op te merken en te zien dat het werkt, natuurlijk leren.